Por Guadalupe Galán, comisaria.
En el marco de la exposición Rembrandt – Velázquez: maestros neerlandeses y españoles que se muestra durante estos meses en el Rijksmuseum, el Instituto Cervantes de Utrecht ha organizado una exposición bibliográfica dedicada a la pintura española y holandesa del siglo XVII. En ella han participado también el Museo del Prado, el Rijksmuseum y la Openbare Bibliotheek Amsterdam (OBA). Los libros que forman parte de la exposición proceden de los fondos de estas cuatro instituciones organizadoras.
Las obras de arte, además de en los museos, se guardan en los libros. En su interior se muestran los tesoros creados por la mano del hombre desde tiempos remotos.
En esta exposición abren sus páginas para mostrarnos las obras realizadas por los pintores neerlandeses y españoles en el llamado Siglo de Oro. Época en la que surgió una generación de artistas con tanto talento y calidad que han pasado a la historia como los «grandes maestros». Dos de ellos – Rembrandt van Rijn y Diego Velázquez, maestros entre los maestros- han sido elevados a la categoría de genios.
A pesar de las diferencias políticas, económicas y sociales entre los Países Bajos y España en aquella época, en el ámbito artístico fueron muchas las similitudes.
Sus artistas coinciden en aspectos fundamentales, como el lenguaje expresivo, el realismo, representando las cosas tal y como son, sin idealizar; los asuntos tratados, especializándose en los llamados géneros menores (retrato, bodegón, escenas cotidianas); el tratamiento de la luz, que ayuda a definir las formas y los volúmenes; incluso la técnica, que avanza hacia una pincelada más suelta, difuminando los figuras y anunciando lo que más tarde sería el impresionismo.
El resultado es una pintura sobria, serena y sencilla, con gran interés por el hombre y sus sentimientos, que indaga en el alma de los objetos y figuras representados, en búsqueda de su esencia, de «la verdad».
La exposición se divide en varias secciones, en ellas los libros muestran textos e imágenes de los cuadros pintados por estos artistas y nos enseñan como era la «vida» en aquel siglo tan especial: como eran los interiores de sus casas, que objetos tenían, que ropas vestían, en qué se ocupaban, a que temían, con que soñaban.
Un testimonio de enorme valor, pero no olvidemos que, a pesar del realismo de estas imágenes, lo que estamos viendo no es la realidad, es ARTE.
Lugar: OBA Ámsterdam
Fechas: 30/10/2019 – 31/01/2020
Entrada: gratis
Horario de visita: de lunes a domingo, de 10:00 a 22:00
Más información.
Por Mayke Merkx, colaboradora del departamento de cultura del Instituto Cervantes de Utrecht
Francisco de Goya y Lucientes is een van de beste Spaanse schilders, geboren op 30 maart 1746 in Fuendetodos en overleden op 15 april 1828 in Bordeaux. Hij is een schilder uit de Romantiek, een stroming in de schilderkunst in de 19e eeuw.
Goya was hofschilder maar hij was ook bevriend met veel Spanjaarden die de ideeën van de Verlichting aanhingen en hiermee deelde hij de afkeer van onrechtvaardigheid, fanatisme, religie en bijgeloof.
Hij was een voortreffelijke portrettist en schilderde ook idyllische taferelen in heldere kleuren. In zijn ingewikkelde werk verbindt hij het vriendelijke, klassieke, monsterlijke, denkbeeldige en zijn innerlijke wereld.
In oktober 1824 verlaat Goya het onderdrukkende hof van Fernando VII en vlucht naar Bordeaux in Frankrijk. In deze stad overlijdt hij in 1828 op 82 jarige leeftijd.
LAS MAJAS
De schilderijen “Las Majas”: La Maja Desnuda, (De Naakte Maja, 1800), en La Maja Vestida, (De Geklede Maja, 1802), behoren tot de topstukken van Goya’s werk en zijn de meest onderzochte en beschreven werken.
Rond 1800 gaf Manuel de Godoy, de belangrijkste adviseur van koning Carlos IV, aan Goya de opdracht om een liggende naakte vrouw te schilderen. Godoy woonde in een modern paleis in Madrid waar hij een kunstcollectie had van meer dan duizend werken waaronder 26 van Goya. Hij was ook in het bezit van de Venus van Velazquez. Een deel van zijn collectie hing in een verborgen kamer die slechts toegankelijk was voor speciale gasten. De Geklede Maja hield de Naakte Maja verborgen en met een katrol kon hij deze aan mensen laten zien.
In de Spaanse schilderkunst zijn er weinig naakte vrouwen. Ze werden als obsceen beschouwd door zowel de streng katholieke koningen als door de kerk zelf. Hierdoor werden ze door de Inquisitie in beslag genomen of vernietigd. Alleen een man met zoveel macht kon openlijk ingaan tegen de eisen van de kerk en de inquisitie.
In 1815 werd Godoy ontslagen door de nieuwe koning Fernando VII en zijn grote kunstcollectie werd in beslaggenomen. De inquisitie stelde een onderzoek in naar “Las Majas” en beval Goya om voor het tribunaal te verschijnen om toe te lichten of dit zijn werk was, met welk doel hij ze had geschilderd en in wiens opdracht. Het is onduidelijk of Goya ook echt voor het tribunaal is verschenen.
De schilderijen bleven in het depot van de “Real Academia de Bellas Artes” in Madrid gedurende de hele negentiende eeuw en werden voor het eerst tentoongesteld in 1901 in het Prado. Daar hangen ze nu nog steeds naast elkaar.
BESCHRIJVING
Het onderwerp is niet een Venus maar een naakte vrouw van de straten van Madrid.
Velazquez schilderde het meest bekende naakt in de Spaanse kunst voor Goya, niet als een echte vrouw maar als de godin Venus. Hij voegde er een cupido aan toe met een spiegel. De vrouw wordt van achter geschilderd waardoor de borsten en schaamstreek verborgen blijven. Goya daarentegen schilderde de naakte vrouw met haar gezicht en haar uitgestrekt lichaam naar de toeschouwer toe en creëerde hiermee een nieuw type vrouwelijk naakt.
De naakte vrouw ligt op een groene fluwelen bank met haar handen achter haar hoofd en niet over haar geslachtsdelen. De manier waarop het geschilderd is, de compositie en de penseelstreken zijn uitzonderlijk. Het wit van de geplooide stof en kussens zijn op een impressionistische manier weergegeven.
De pose van de Maja is niet zo subtiel als van de vroege Venussen. Ze slaapt niet, ze doet niet alsof iets anders haar bezighoudt, ook kijkt ze niet weg en ze weet dat er naar haar gekeken wordt. Ze laat zich aan de toeschouwer zien zonder enige vorm van schaamte. Het is waarschijnlijk voor de eerste keer in de schilderkunst dat schaamhaar wordt geschilderd. Dit is een echte vrouw van vlees en bloed die pronkt met haar seksuele aantrekkingskracht met als doel om de toeschouwer te verleiden.
De Geklede Maja werd enkele jaren na De Naakte Maja geschilderd en is ondanks de kleuren, roze ceintuur en groen, gele jasje veel minder levendig en verleidelijk. Het geeft een geromantiseerd beeld van de Spaanse zigeuner cultuur.
WIE IS LA MAJA?
Het is nog altijd de vraag wie La Maja van Goya is. Cayetana, hertogin van Alba, de minnares van Goya of Pepita Tudó, de minnares van Godoy, of slechts een onbekend Madrileens meisje.
Cayetana, hertogin van Alba
In 1775 ging Goya samen met zijn vrouw Josefa Bayue in Madrid wonen. Daar leerde hij Cayetana, de hertogin van Alba, kennen. Zij is dikwijls door hem geportretteerd. Het is nog steeds onduidelijk of Goya een relatie had met de hertogin, maar zij heeft in ieder geval een grote invloed op zijn werk gehad.
Hun bijzondere relatie blijkt onder andere uit het onderstaande schilderij.
Bij de restauratie van het schilderij in 1959 werd het woord “solo” (alleen) ontdekt. Het was verborgen onderaan op de grond in het schilderij naast Goya; “Alleen Goya”
De legende over de hertogin van Alba bleef kunsthistorici fascineren tot ongenoegen van de familie van de hertogin. In 1945 gaf de graaf van Alba de opdracht om de overblijfselen van Cayetana op te graven met als enige doel om aan te tonen dat de structuur van haar botten niet overeenkwamen met de lichaamsbouw van “La Maja Desnuda”.
Daarnaast werd in het Prado met radiografisch onderzoek vastgesteld dat het gezicht van “La Maja Desnuda” origineel is. Het afgebeelde gezicht, mogelijk van de hertogin, is dus niet overgeschilderd zoals sommige mensen beweerden. Waardoor het lichaam bij het gezicht hoort.
Pepita Tudó
Een andere mogelijkheid zou kunnen zijn dat het gaat om Pepita Tudó, de minnares van Godoy. De overeenkomst met het gezicht van Las Majas van Goya is verrassend.
In 1870 suggereerde Pedro Madrazo, zoon van de directeur van het Padro, dat het om Pepita Tudó kon gaan. Toentertijd werd het schilderij in het depot in van “La Academia de San Fernando” in Madrid bewaard. De tekst van Madrazo bleef volledig onopgemerkt door de kunsthistorici over Goya.
Het gezicht van een door een onbekende schilder geschilderd meisje, waarschijnlijk Pepita Tudó, lijkt verrassend veel op La Maja van Goya. Het schilderij maakt nu deel uit van de collectie van Museo Lázaro Galdiano in Madrid.
Dat Godoy een hechte band met Pepita had, blijkt alleen al uit het feit dat hij na zijn ontslag in 1815 door de nieuwe koning Fernando VII, samen met haar en zijn vrouw naar Italië vlucht.
In het programma “Punto sobre la historia” op Telemadrid wordt alles nog een keer duidelijk uitgelegd.
Punto sobre la historia Pepita Tudó, la desnuda maja de Goya.
Lijst schilderijen
Por Alberto Colorado, abogado, gestor cultural, profesor
Os invitamos durante las cuatro sesiones de este curso a recorrer las salas del gran museo madrileño.
El Museo del Prado es sin duda una de los más importantes y prestigiosas pinacotecas del mundo. Además de contener las obras más relevantes de los grandes maestros españoles hasta finales del S. XIX, sus paredes exhiben algunas de las mejores piezas de las otras grandes escuelas europeas. Fue principalmente la poderosa dinastía de los Habsburgo quien hizo acopio de obras fundamentales de los primitivos flamencos, el Quattrocento y el Cinquecento italiano o de los grandes maestros del siglo XVII. Así, a los Greco, Ribera, Zurbarán, Murillo, Velázquez o Goya se añadieron a la gran colección a pintores tales como el Bosco, Fra Angélico, Botticelli, Tiziano, Tintoretto, Rafael, Rubens, Van Dyck o Caravaggio.
Además abordaremos la historia del edificio y del museo. Se incentivará la participación activa del alumno en clase y el debate con el objetivo tanto de aprender de arte como de practicar español.
Horario: 18:30 a 21:30,
Fechas: los jueves desde el 22 de mayo al 19 de junio.
Nivel: El curso está dirigido a holandeses, o cualquier otra nacionalidad, con un nivel de español C1/C2.
Número de plazas: mínimo 6, máximo 12
La inscripción se realiza en https://clicutrecht.cervantes.es/es/cursos/4190